door Gerda Jellema
Tijdens een wandeling kwam ik in een boekenruilkast een manuscript uit de vijfde eeuw tegen, met, voor zover te lezen, de titel ‘Klaus gelidum furem et uxorem’ (vrij vertaald: Klaus de ijzige dief en zijn vrouw), de naam van de schrijver was niet te ontcijferen. De inhoud echter, met her en der wat onduidelijkheden, was redelijk goed te volgen.

In de ijzige bossen van het hoge Noorden, dwaalde een beruchte bandiet ‘Klaus de Kille’. Met een ruige baard, door de kou gebarsten lippen en stalen ogen beroofde hij huizen en de kooplieden die door de bergen trokken, maakten hun voedsel en waar buit en liet hen achter in de sneeuw. Op een koude nacht met veel sneeuw en oorverdovend stil, gebeurde er echter iets. Klaus hoorde een zachte melodie. Bij een huis flikkerde licht, door het raam zag hij een vrouw die zong. Klaus voelde een mengeling van aantrekking, verwondering en uitdaging. Hun ogen kruisten elkaar en zo vond Klaus zijn vrouw, Greta, niet door geweld of list, maar door het gevoel dat hij niet alleen door het leven hoefde te gaan.

Greta had een goed hart en zij zag iets in Klaus dat hij zelf niet zag, een sprankje hoop. Klaus zag in Greta iets wat hem, heel soms, aan iets beters deed denken. Maar ook Greta had een donker randje dat door Klaus’ invloed steeds sterker werd. In de winter trokken Klaus en Greta door de streek en stalen ze eten, geld en kostbaarheden. Ze hadden een rusteloos, doch comfortabel en luxeleventje ten koste van anderen.

Op een decembernacht reden ze door een verlaten stuk bos, toen ze bij een oud huisje kwamen. Ze hadden wel van dit huisje gehoord, er zou een kluizenaar met bijzondere gaven wonen. Nieuwsgierig liepen ze naar de deur. Voordat ze zelfs maar konden kloppen, ging de deur piepend open en stond er een oude, magere man met helderblauwe ogen in de deuropening. ‘Welkom, ik heb gewacht op de nacht waarin jullie voor mijn deur zouden staan.’ Klaus en Greta voelden een rilling langs hun ruggengraat lopen, er was iets aan de oude man dat hen gespannen maakte.

De oude man nam hen mee naar binnen en zei: ‘Elke daad die jullie hebben gepleegd was een test, een reis naar wie jullie uiteindelijk moeten worden: een paar dat vreugde en hoop brengt, dat niet langer neemt, maar geeft.’ Hij gebaarde naar een grote spiegel, Klaus en Greta keken in de spiegel, zagen zichzelf, maar tot hun verbijstering, met een glimlachende, warme blik en omringd door kinderen. Bij beiden kwamen herinneringen aan koude nachten naar boven, waarop ze zich afvroegen of er ooit meer was dan roven en plunderen. Er kwam rust over hen. De oude man zei: ‘Het is nooit te laat om te veranderen.’

Ik wens u allen fijne dagen, een goed uiteinde en een nieuw begin.