Een zomerse overpeinzing door Annette Wierper

Op de Naarderweg in Blaricum kwam ik onverwacht een zoete herinnering tegen.

Terwijl ik vierwielaangedreven slalommend langs de verkeers-remmende maatregelen afdaalde naar de Albert Heijn, kwam mij op de fiets een jonge vrouw tegemoet. Op het stoeltje aan haar stuur zat een klein blond jongetje wiens pluishaartjes in de wind omhoog woeien.

Ooit, veel te lang geleden, meer dan veertig jaar zelfs, fietste ook ik met een klein blond jongetje voorop. Ook zijn blonde haartjes woeien op door de wind en kriebelden in mijn neus. Iets wat ik destijds – ik weet dat nog goed – als een gevoel van opperst geluk ervoer.

Hoe anders was het landschap waar ik nu doorheen reed! Hier presenteerde zich de groene weelde van het bos- en heidegebied met plukjes vuilwitte schapen; daar de blauwe luchten en de zilveren waterlinten van het weidse polder-landschap met het zwart-witte palet van vlezig zwartbontvee.

Ik – typisch stadsmens – had leren houden van de frisse duidelijkheid van de polder, van de imposante wolkenpartijen, van de ruimte en het licht en van de wind die je uitdaagde. Hier was het anders, meer besloten, stiller, anoniemer. Bos is nu eenmaal minder luidruchtig, minder brutaal. Het bos heeft geheimen die het niet zomaar prijsgeeft. De heide is mysterieus en poëtisch en stelt haar grenzen: blijf op de paden, houd de hond aan de lijn.

Hoewel de jonge moeder met haar kindje me een half leven terug in de tijd wierp, constateerde ik met lichte verwondering dat de stap naar het heden helemaal niet zo groot was geweest. Dat je kunt leren houden van de plek waar je wortelt. En dat je overal gelukkig kunt zijn.