Column Annette Wierper
Zes weken lang durfden wij niet door onze voordeur. Vrienden die langs wilden komen, werden vriendelijk doch dringend verzocht voorlopig weg te blijven. Het was een schizofrene toestand waarin we niets anders wisten te verzinnen dan krachteloze smoezen over buikgriep of erger lichamelijk ongemak. We trotseerden ongelovige blikken, peinzend gefrons en opgetrokken wenkbrauwen. Er was hier iets aan de hand, zoveel was duidelijk. Maar wat?

Nou niks ergs eigenlijk. Ik moest gewoon weer eens een column schrijven. ‘Schrijf maar iets liefs,’ zei de baas van dit prachtige medium. Je hebt gelijk, dacht ik, er is al genoeg gedonder in de wereld. Maar waar haalde ik zo gauw ‘iets liefs’ vandaan? Hoe kon ik een liefdevolle column schrijven nu Trump, Poetin, JD Vance en al die andere griezels het nieuws domineren? En dan was de Paus ook nog dood, verdorie, de aardigste opa van de hele wereld!
Mij overviel een lichte paniek. Het schrijven van een column is namelijk een van de fijnste maar ook een van de meest angstaanjagende dingen om te doen. Een column is persoonlijk maar niet ‘op de man’. In een column mag je veel zeggen, maar niet alles. Een column moet grappig zijn, of ontroerend, of allebei. Een column mag best prikkelen en schuren, maar niet kwetsen.

En – en dat is nog het moeilijkste – een column moet ergens over gaan. En daar zat mijn probleem. Door al dat gedonder in de wereld gaat het al voortdurend en onophoudelijk ergens over. Kon ik wel een column schrijven zonder gedonder? Kon ik niet gewoon een lieve column schrijven, een column over een vogelnestje in onze portiek? Waardoor wij nu al zes weken lang niet door de voordeur durven en bezoek afwimpelen?

Dat bleek te kunnen.