door Nelliëtte van Wijck
Blaricummer Dick Bas Backer was een kereltje van vier jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Zijn herinneringen aan de oorlog heeft hij opgeschreven in een niet gepubliceerd boek, maar bestemd voor zijn kinderen, kleinkinderen en andere naasten.

Zijn herinneringen. Zijn verhaal. Over de hongerwinter en de bevrijding. Over zijn vader: het verzetswerk, de jarenlange vermissing én thuiskomst en over de verschrikkingen in diverse kampen. Dicks verhaal over de reis van Oegstgeest naar Brits-Indië en het verblijf daar. En over twee schoten in het bijzonder: een waarschuwingsschot en het schot waarbij Ghandi het leven liet.

Twee Schoten, het verhaal van Dick voor zijn familie. Ik heb vele malen met Dick gepraat over zijn oorlogsherinneringen. Herinneringen die gehoord moeten worden. En ik mocht daarom een samenvatting van zijn boek schrijven, speciaal voor hei & wei. Vervolgens werd een portretfoto van hem gemaakt. Hij keek uit naar deze editie van hei & wei. Maar Dick is op 31 maart jl. in bijzijn van zijn naasten overleden.

Twee Schoten
Nederland, Oegstgeest, 1941 – 1945, het eerste schot
Dick zat als 8-jarige bij de kapper toen hij het schot hoorde. Iedereen bij de kapper spoedde zich naar het raam om te zien wat er gebeurd was. Een oude man was door de Duitsers van zijn fiets gesleurd. Er ontstond een gevecht en een waarschuwingsschot werd afgevuurd. Opvallend is dat niemand in de kapperszaak zijn of haar mening gaf over dit voorval. Men dook in de krant en het knippen ging gewoon door.
Dick woonde samen met zijn ouders en oudere zus Marleen in Oegstgeest. Zijn vader was diplomaat. De eerste jaren van de oorlog was zijn vader thuis. Daarna volgde een periode waarbij zijn vader langere tijd van huis was en af en toe een paar dagen thuis. Tot hij op een dag het huis verliet en niet meer thuiskwam…. Er volgden wel gecensureerde brieven maar Dick kreeg deze niet te lezen. Waar zijn vader was en het waarom, werd Dick niet verteld. Maar hoe langer hij wegbleef hoe minder vertrouwen Dick kreeg dat hij ooit terug zou komen.
Gedurende de oorlog nam het aantal Duitsers in Oegstgeest toe. Overal om het gezin heen werden huizen geconfisqueerd door de Duitsers. Dick mocht absoluut niet met ze praten. Het voedsel werd steeds schaarser en sommige bewoners van Oegstgeest bakten zelfs tulpenbollen. Via familie in Groningen kregen ze in de december van de hongerwinter gelukkig wat extra voedsel van de boerderij. De overburen daar hadden een gans geslacht. Zo kwamen ze de barre tijden door.
Het einde van de oorlog werd uitbundig gevierd in Oegstgeest; de Canadezen reden in trucks en jeeps het dorp in terwijl Duitse soldaten op gestolen fietsen het dorp aan de andere kant ontvluchtten.
Dicks vader was intussen al twee jaar weg en het gezin ging ervan uit dat hij de oorlog niet overleefd had. Totdat op een dag een zwarte auto de straat in reed en stopte voor hun huis. Een Nederlandse militair stapte uit en opende de deur aan de andere kant: Dicks vader stapte uit de auto. Sterk vermagerd en lopend met stok maar hij was er weer! Zodra zijn vader weer thuis was ging deze direct weer aan het werk. Hij reisde veel naar Engeland en al snel werd duidelijk dat het gezin via Londen naar Brits-Indië zou gaan.

Engeland, juni 1945 – december 1945
De vlucht naar Engeland was voor Dick, die nog nooit gevlogen had, een heel groot avontuur. Maar dat gold ook voor het verblijf in Londen. Het verschil met Oegstgeest en Londen was immens voor Dick. Ondanks de drukke voorbereidingen voor het vertrek naar Brits-Indië zorgden de ouders ervoor dat het gezin geregeld dingen samendeden. Londen bestond dan ook in de herinnering van Dick uit veel bezienswaardigheden. Tochtjes over de Thames, het openluchttheater in Regent’s park, wandelingen naar de vijver in Kensington Gardens met de kleine zeilbootjes en musea. Het contrast met de oorlogsperiode in Nederland kon niet groter zijn.
Omdat in het Verre Oosten een oorlog gaande was, moest het gezin geduldig wachten tot er een schip beschikbaar was om hen naar India te vervoeren. Veel van de schepen werden gebruikt voor troepen en materieel transport. In de tussentijd hadden de oorlogsjaren effect op de gezondheid van het gezin: ze kregen allemaal geelzucht. Via een bioscoopjournaal kwam naar buiten dat de Japanners zich hadden overgegeven en de oorlog voorbij was. Het zou nu niet lang meer duren voordat het gezin per schip naar Brits-Indië zou gaan en de kinderen kregen dan ook direct Engelse les. Het duurde niet lang meer of de reis was een feit.

De Mantola en de trein reis naar Simla, december 1945
De reis was vol avonturen en nieuwe ervaringen terwijl ze hun nieuwe leven in India tegemoet gingen, maar het begon met deze gedenkwaardige reis van Londen naar Simla in december 1945. Met een taxi naar St Pancras Station, waar hun bagage werd gewogen en ingeschreven voordat ze aan boord gingen van de boottrein naar Tilbury Docks. Daar lag de imposante passagiersboot De Mandola langs de kade. Na een lange douane-inspectie stapten ze pas in de vroege middag aan boord. Het schip was vol geluiden en geuren, met de deining van de zee, de rook uit de schoorsteen en de geur van kolen, teer, olie en verf. Na wat dagen aan boord te hebben doorgebracht, genoten ze van het passeren van Gibraltar en de Rode Zee, waar ze in Aden aanmeerden en een prachtig uitzicht hadden. Op het schip waren er festiviteiten, ontmoetingen met medepassagiers, en de schrijver begon langzaam wat Engels te leren door mee te doen aan kegelspellen. Ze vierden de overgang door de evenaar en arriveerden eind december in Bombay, waar ze werden begroet door een chaotische, levendige stad.
Vanuit Bombay reisden ze per trein naar Kalka, waar ze overstapten op een smal bergtreintje naar hun eindbestemming Simla. De reis omhoog door de bergen was adembenemend, met steile hellingen, tunnels, en diepe dalen. Onderweg stopten ze bij kleine stationnetjes om water op te nemen voor de locomotief en post af te geven.

Simla januari 1946 – december 1947
Het leven van Dick en zijn familie in Simla, van januari 1946 tot december 1947, was een bijzondere en exotische ervaring. Dick beschrijft de aankomst in Simla, een schilderachtige stad in India, na een avontuurlijke treinreis met 104 tunnels. Het station verwelkomde hen met een prachtig berglandschap. Nanku Ram, de bearer, zorgde voor hun bagage, terwijl coolies met koffers op hun rug hen begeleidden. Deze periode in Simla lijkt vol avontuur, cultuur en nieuwe ervaringen, en Dick herinnert zich de stad met een mengeling van verbazing en genegenheid.
Simla bestond uit de Mall, een weg voor blanken en rickshaws, met overheidsgebouwen, clubs en winkels. Dick en zijn familie verkenden zowel de upper bazaar voor blanken als de lower bazaar, waar de inheemse bevolking woonde. De beschrijving van kleurrijke stoffen, geurende specerijen en ambachtslieden maakte indruk op de auteur. Apen speelden een rol in het dagelijks leven, en het CECIL hotel, waar ze tijdelijk woonden, moest voorzorgsmaatregelen nemen om ze op afstand te houden. Het gezin verhuisde later naar Carlton House. Voor de jonge Dick markeerde de constante aanwezigheid van de Tara Devi-berg over de vallei zijn tijd in Simla.
Dick en zijn zus werden ingeschreven bij verschillende kostscholen, ondanks dat hun ouders in hetzelfde dorp woonden. Ze droegen uniformen en gingen op initiatief van hun moeder door een doopceremonie in de kapel van de school. Het contrast van de veranderingen in zijn wereldbeeld in vergelijking met zijn leven in Oegstgeest was zeer groot. Zijn leven zag er ineens echt anders uit. Qua school, natuur, gewoontes. Alles stond op zijn kop.
Om enig nieuws van de familie en kennissen in Nederland te verkrijgen, was Dicks familie volledig afhankelijk van de postbezorging vanuit Nederland. Het was altijd spannend om te zien van wie de brieven waren. Omdat ze erg verlangden naar Nederland idealiseerden ze wat de brieven opriepen. Dicks vader begon te vertellen over de familie in Nederland, en deze verhalen werden regelmatig verteld voor het slapengaan of tijdens wandelingen. Op een dag ontving de familie een telegram met slecht nieuws: het schip Meerkerk, geladen met al hun bezittingen, was op een mijn gelopen in de mond van de Schelde op weg van Antwerpen naar Bombay. De emotionele impact is groot, vooral bij de ouders. Al hun meubels, boeken, kleding en speelgoed gingen verloren, en daarmee vele herinneringen aan hun jeugd.
Ondertussen woonde het gezin in een gemeubileerd huis en maakte er maar het beste van, ze hadden geen keus. Dicks vader begon weer te tekenen en schilderen, en startte met een nieuwe tekening van de familie-stamboom. Vader en de kinderen maakten samen kerstversieringen en versierden de kerstboom met gouden en zilveren dennenappels en zelfgemaakte kaarshouders. Zo werden nieuwe herinneringen gemaakt.
In juni 1947 vertrok Dicks vader naar Delhi en daar werd hij secretaris aan de ambassade. Drie maanden later vertrok ook Dicks moeder met zijn nog maar drie maanden oude broertje naar Delhi en dus waren Marleen en hij alleen in Simla op kostschool. Het was in deze periode dat er in India onderhandelingen plaatsvonden tussen de verschillende partijen in verband met de verzelfstandiging van India en het oprichten van de eveneens zelfstandige staat Pakistan. Daar waren de Sikhs niet blij mee en eisten een zelfstandige staat Sikhistan. Met het zwaard in de hand liepen zij onderlangs Dicks woning richting de Viceregal Lodge, waar de onderhandelingen plaatsvonden. Al eerder waren de leiders Nehru, Jinnah en Ghandi in gesloten rickshaws voorbijgekomen. Dick en Marleen begonnen de splitsing van India en Pakistan en de onafhankelijkheid van India te merken. Eerst vertrokken de mohammedaanse leerlingen de kostschool, begeleid door gewapende Ghurka’s. Op 30 november 1947 werd Dick samen met alle buitenlandse kinderen van de verschillende scholen naar de trein gebracht. Ook hier waren veel gewapende Ghurka’s om ze te beschermen. Dicks ouders wachtten Dick en Marleen in Dehli op.

Delhi december 1947 – april 1948
Laat in de middag arriveerden Dick en Marleen in Delhi en trokken samen met het gezin in in hotel Swiss. Op 30 januari van dat jaar speelde Dick samen met zijn vriend Harry in de tuin van het hotel, en hoorden een schot, maar ze schonken er aanvankelijk geen aandacht aan. De avondgeluiden van het hotel overheersten. Plotseling kwam een man op een fiets opgewonden voorbij en riep dat Gandhi was doodgeschoten. De schrijver rende naar binnen om het aan zijn ouders te vertellen, maar zij geloofden hem niet. Later bleek dat Gandhi inderdaad was vermoord. Die avond hield Nehru een emotionele toespraak bij Gandhi’s woning en heel India was in shock. De dader werd uiteindelijk overmeesterd. De gebeurtenis had een diepe impact op het land en veroorzaakte grote opschudding in heel India.
Enkele dagen na Gandhi’s overlijden, vertelde Dicks moeder dat ze teruggingen naar Nederland en daar naar school zouden gaan vanwege het gebrek aan geschikte scholen in Delhi. Ze vertelde echter niet dat er in Nederlands-Indië onrust was ontstaan vanwege de drang naar onafhankelijkheid, en het was mogelijk dat sympathisanten ook tegen Nederlanders in India in opstand zouden komen. De reis werd geregeld, en het was tijd om afscheid te nemen van vrienden die de schrijver in India had gemaakt. De vertrekdatum was gepland voor 14 april 1948 en hiermee kwam een heel bijzonder avontuur ten einde.
Dick Bas Backer is 31 maart jongstleden in het bijzijn van zijn naasten overleden.

Over de vader van Dick Bas Backer
Jhr. Johan Quirijn Bas Backer was een Nederlandse diplomaat, geboren in Apeldoorn, gehuwd met Johanna Buma en vader van twee kinderen, ten tijde van zijn arrestatie acht en tien jaar oud. Hij bezocht na de basisschool het lyceum in Baarn waar hij van 1929 tot 1934 het gymnasium A volgde. In de jaren dertig volgde hij opleidingen voor de diplomatieke dienst met plaatsingen in Zuid-Afrika en België. In 1938-1939 was hij werkzaam als vice consul in Londen en werd in 1939-1940 overgeplaatst naar Parijs waar hij werkzaam was in het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. In 1943 werd hij onderdirecteur van het Nederlands Bureau ter Behartiging Nederlandse belangen te Parijs. Hij is dan woonachtig aan de Rue de la Tour 37 en werd daar door de SD gearresteerd vanwege zijn verzetsactiviteiten. Het was dan november 1943 en hij werd op 21 mei 1944 op transport (I.214) gezet vanuit Compiègne naar K.L. Neuengamme waar hij op 24-5-1944 werd geregistreerd met nummer 30277. Bas Backer werd een gevangene die viel onder het zogenaamde Nacht- und Nebelerlass. Nacht und Nebel was een speciale strafklasse die de Chef des Oberkommando der Wehrmacht veldmaarschalk Wilhelm Keitel in opdracht van Adolf Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog liet instellen om verzetsmensen spoorloos te laten verdwijnen. Er volgde na drie weken een transport en op 16 juni 1944 kwam Bas Backer aan in K.L. Natzweiler en werd onder nummer 17290 gevangen gezet. Als de geallieerde troepen in september 1944 de Elzas en het kamp Natzweiler naderden, werd door de SS besloten het kamp te ontruimen. Johan Bas Backer ging weer op transport en komt op 6 september 1944 aan in K.L. Dachau, geregistreerd onder nummer 99699. Hij overleefde de verschrikkingen en werd uiteindelijk bevrijd in het kamp Vaihingen op 7 april 1945 waarna hij terugkeerde in de diplomatieke dienst. Johan Bas Backer werd na de oorlog onderscheiden voor zijn verzetswerk met o.a. het verzetsherdenkingskruis VHK. Hij is op 4 november 1985 overleden te Nieuwegein.