door Loes Post-Janmaat
Maar liefst 82 jaar geleden, midden in de Tweede Wereldoorlog kwam Mimi als 15-jarig meisje naar Blaricum. Ze hielp in het huishouden van haar zus Marie die aan de Capittenweg woonde. Opgegroeid in een gezin met negen kinderen in het Rotterdamse Charlois in de Carnisserbuurt vond Mimi het hier maar een saaie boel.

‘We woonden in het Rotterdam van voor de oorlog in een knusse buurt. We gingen lopend naar de Waalhaven om te zwemmen. Dat heb ik daar van mijn vader geleerd. Hij pakte me bij de achterkant van mijn zwempak vast en zei “zwemmen maar”. Ik ben later nog wel eens terug geweest maar het was mijn Rotterdam, mijn Charlois, niet meer.’

Bommen op vliegveld Waalhaven
‘Ik was 12 jaar oud. Het was vroeg in de ochtend, ik logeerde bij mijn zus die vlak bij ons ouderlijk huis een bovenwoning had. Ik sliep in het zolderkamertje van mijn kleine neefje. Mijn bed stond onder het raam zodat ik zo de lucht inkeek. Verschrikt rende mijn zus de kamer in. Op dat moment scheerden gevechtsvliegtuigen vlak langs het raam. Ze vlogen richting, naar later bleek, vliegveld Waalhaven. We gingen naar beneden naar het huis van mijn ouders. Als ik eraan denk, word ik er nog koud van. Al die bommen, je wil niet weten hoeveel. Daarna werd het doodstil, verbijsterd waren we.’

Pang!
‘We werden door de Duitsers opgehaald. Buiten stonden bij een muur twee mannen en een klein knulletje. Ik weet nog dat zijn schoenen veel te groot waren. We werden gedwongen te kijken. Een van de mannen riep: “leve de Koningin, leve Nederland”. Ze kregen meteen de volle laag. Het kereltje stond nog te kijken, die begreep er niets van. Maar toen “pang!” Er stond een buurvrouw die zag dat ik huilde en drukte mijn hoofd tegen zich aan maar het was te laat, ik had alles gezien. We moesten erlangs lopen en daarna was het “lós, lós” en moesten we weer naar huis. Ik hoor die stem nog steeds.’

Blaricum
‘Toen ik in Blaricum bij mijn zus woonde, maakte ik ook schoon bij Ger Lugtenberg, bekend van de radio en bij Mary en Willem Duys. Wat een aardige mensen. Geen kakkineuzen. Ze zeiden; “zeg maar Willem en Mary”. Maar dat vond ik niet op z’n plaats.’

Wim
‘Ik was een jaar of 18 toen ik bij kennissen in Hilversum op bezoek was geweest en ik met de laatste bus naar huis ging. Ik stapte uit en merkte dat er iemand achter me liep. Het was een donker stuk en vond het best eng maar toen kwam er een jongeman naast me die vroeg of hij met mij mee mocht lopen want hij ging dezelfde kant op. Dat was natuurlijk helemaal niet waar. Hij had me in de bus zien zitten en dacht “zo, dat is wel wat voor mij”. We trouwden in 1948 en gingen aan de Angerechtsweg wonen in een klein huisje. Een hele mooie tijd. Later woonden we op de Bussummerweg en daarna hier, inmiddels 74 jaar geleden, op de Mosselweg. We kregen drie kinderen; Yvonne, Henk en Betty. Wim was automonteur maar wilde liever boer zijn. Hier thuis hebben we dan ook een hoop dieren gehad, prachtig! Zelfs een paard, Hamet. Ook geiten, hondje Hetty, vogels, een papagaai. De buurtkinderen kwamen hier altijd over de vloer, ook Daniëlle van Willeke Alberti, die woonde hierachter en was bevriend met onze buurjongen. Hele voorstellingen gaven ze hier in de kleding van haar moeder. Mijn Wim is helaas al op jonge leeftijd overleden, 48 jaar. Ook van onze jongste dochter heb ik al afscheid moeten nemen, zij werd maar 32 jaar.’

Buurvrouw
‘Ik heb zo’n fijne buurvrouw, Gina Calis. We hebben een doorgang in de achtertuin. Vroeger speelden onze kinderen met elkaar. Nu kan zij mij een beetje in de gaten houden. Elke dag drinken we om 17.30 uur een drankje. Eerst was het een vermouth, inmiddels is het een wijntje. Mijn zicht is niet zo goed meer maar ik ga nog elke maandagochtend naar Blaercom voor de gezelligheid en ik haal vogelvoer bij de Meelmuis voor de tortelduiven in de tuin. Daar kan ik nog erg van genieten.’