Tekst Frans Ruijter, stammend uit een niet-scharend erfgooiersgeslacht
Foto’s Gert-Jan den Besten
Bron: Stichting Stad en Lande van Gooiland
Bron: Erfgooiers geportretteerd Koos Breukel & Anton Kos
Kunst en portretten
De erfgooiers waren ook voor diverse kunstenaars, onder andere de schilder Ferdinand Hart Nibbrig, een geliefd onderwerp. In 1971 heeft Geradus Lanphen, een Blaricumse beeldhouwer, een eikenboom van maar liefst 4½m hoog prachtig bewerkt tot een kunstwerk waarop de geschiedenis van de erfgooiers staat uitgebeeld. Deze houten erfgooiersboom staat in het voorportaal van de Dorpskerk en een bronzen replica bij de Muziektent. De sluiting van de ledenlijst in 1971 maakt dat de laatste generatie erfgooiers in 1949 geboren is, op dat moment waren dat er 334 in Blaricum. Velen van hen zijn al niet meer onder ons en sommigen zijn verhuisd. Onze fotograaf Gert-Jan den Besten heeft een aantal van de nog in Blaricum woonachtige erfgooiers op de plaat gezet.
Erfgooiers
De erfgooiers vormen een uniek stukje Gooise geschiedenis en hebben ons dorp en omgeving eeuwenlang beïnvloed. Erfgooiers zijn Gooise boeren en veehouders die gebruiksrechten hadden op meenten, gemeenschappelijke gronden, zoals weilanden, heiden, bossen, venen, moerassen en jachtvelden. De boeren erfden die gebruiksrechten van vader op zoon, vandaar de naam erf-gooiers. Ze organiseerden zich begin 15e eeuw in een agrarisch collectief, Stad en Lande van Gooiland, bestuurd door de dorpen Blaricum, Laren, Hilversum, Bussum, Huizen en – de enige stad in dit rijtje – Naarden. Tot ver in de 20e eeuw bleef de organisatie overeind, maar onder druk van woningnood en door het afnemende boerenbedrijf kwam er uiteindelijk een eind aan.
Van horigen tot het erfgooiersschap
Nardinclant, zoals het Gooi voorheen heette, viel sinds 968 onder de abdij van Elten. Graaf Wichman van Hamaland stichtte hier namelijk een nonnenklooster, waaraan hij een groot deel van zijn goederen schonk, waaronder heel Nardinclant. Deze abdij bood een onderkomen aan rijke ongehuwde dames die wachtten op een geschikte huwelijkspartner en Graaf Wichmans dochter Liutgard werd hier abdis. Alle Gooiers behoorden nu tot Elten en moesten als horigen werken en droegen belastingen in natura af zoals rogge, boekweit, vlees, vis en zuivel. In 1280 kocht Graaf Floris de V (‘der keerlen god’) de gebruiksrechten van Nardincland vrij van Godelinde, de toenmalige abdis. De Gooise boeren waren argwanend, want wat zou dit voor ze gaan betekenen. Maar voordat Floris de V ook maar iets kon doen, werd hij in 1296 vermoord. De boeren maakten daar meteen gebruik van en organiseerden zich in een agrarische belangenorganisatie, De Marke van Stad en Lande van Gooiland. Het erfgooierschap was vanaf nu een feit.
Schaarbrieven
De erfgooiers stelden vanaf dat moment tot eind 19e eeuw regels op. Want wanneer mocht je je een erfgooier noemen. Zo werd gesteld dat een erfgooier een boerderij met akkerland moest hebben, je moest meerderjarig zijn (in die tijd 21 jaar) en gehuwd. Deze bepalingen werden opgesteld in schaarbrieven. De naam verwijst naar het belangrijkste gebruiksrecht, het ‘scharen’, dit is het laten grazen van vee op de gemeenschappelijke gronden. Steeds maar één familielid kreeg het volledige gebruiksrecht. Dit leidde tot het onderscheid tussen scharende- en niet-scharende erfgooiers. Het aantal erfgooiers dat het gebruiksrecht ten volle kon benutten, bleef zo enigszins binnen de perken waardoor de landbouwgronden niet overbelast raakten. Er kwamen ook bepalingen voor weduwen. Zo mocht een vrouw na het overlijden van haar man wel zijn gebruiksrecht uitoefenen, dit werd ‘scharen bij de gunst’ genoemd, maar kon niet het erfgooiersschap overdragen op hun kinderen.
Strijd
De geschiedenis van de erfgooiers kenmerkt zich door de continue strijd tussen de geletterde betere standen en de ongeletterde Gooise boeren, die daarbij vaak het onderspit dolven. Daarbij werden hun oude rechten onder meer aangetast door de Gooise gemeenten, die vanaf de 16e en 17e eeuw behoefte hadden aan grond voor woningbouw. En ook door rijke import-Amsterdammers die voor hun landgoederen eveneens stukken grond van de erfgooiers wilden afnemen, wat vaak ook lukte. Er kwam steeds meer wrijving tussen het bestuur van Stad en Lande en de erfgooiers. Dit kwam omdat de burgemeesters van de zes Gooise plaatsen het bestuur vormden en de tegenstellingen met de erfgooiers te groot waren.
De Erfgooierswet
De gemeenten hadden meentmeesters aangesteld, zij moesten toezien op het gebruik van de gemeenschappelijke weiden. Het vee werd hiervoor gebrandmerkt, zodat te herkennen was welk vee, van wie, op welke weiden toegelaten mocht worden door de meentmeesters. Op 1 mei 1903 ontstond hierover onrust, met name in Blaricum. De zaak liep zo hoog op dat het leger werd ingeschakeld, voor Nederland een unieke situatie. Uit het garnizoen van Naarden kwam een contingent van 57 militairen, op verzoek van burgemeester A.A.H. Hosang van Blaricum. Bij de Schapendrift in ons dorp wilden de Laarder boeren een wal van plaggen verwijderen om hun ongebrandmerkte vee op de meent te brengen, iets dat traditioneel altijd rond 1 mei gebeurde. Een van de soldaten loste een gericht schot, waardoor de 22-jarige Laarder Hendrik Smit geraakt werd en enkele uren later stierf. Deze zaak werd zelfs in de landelijke politiek behandeld en leidde tot de aanname van de Erfgooierswet in 1912. Deze wet legde alle rechten van de erfgooiers eenduidig vast en garandeerde het gebruik van de gemene gronden en bevatte de unieke bepaling dat de wet vijftien jaar ongewijzigd moest blijven. Er bleef echter onenigheid tussen de gebruikers en de eigenaar bestaan zodat de overheid in 1912 het eigendom van de gemene gronden overdeed aan de nieuwe Vereniging Stad en Lande van Gooiland, bij wet voor dit doel opgericht. Als lid van deze vereniging kon de erfgooier zijn land blijven gebruiken. Het nieuwe bestuur bestond uit de zes burgermeesters, van elke gemeente een scharende erfgooier en een vertegenwoordiging van de niet-scharende erfgooiers. Als voorzitter werd Emiel Luden door de Kroon benoemd.
Het ontstaan van het Goois Natuurreservaat
Natuurbeschermers vreesden dat in de loop van de tijd natuurgebieden, zoals bossen en heidevelden, verkocht zouden worden uit winstbejag. Onder meer voor nieuwbouwprojecten, vanwege de groei van de Nederlandse economie rond 1920. De toenmalige voorzitter van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, mr. P.G. van Tienhoven, en de toenmalige commissaris der Koningin, mr. dr. A. baron Röell, namen het initiatief om het natuurgebied van de Vereniging Stad en Lande door aankoop veilig te stellen. Door een samenwerkingsverband van provincie Noord-Holland, gemeente Amsterdam en de zes Gooise gemeenten werd besloten een Stichting Goois Natuurreservaat op te richten. De overheid en de Kamer waren bereid de Erfgooierswet hiervoor aan te passen. Zo kon de Vereniging Stad en Lande een deel van haar bezit afstaan tegen een eenmalige uitkering aan alle deelgerechtigde erfgooiers. In 1932 kreeg het Goois Natuurreservaat voor 2 miljoen gulden 1524 hectare bos en heide, en voor 1 miljoen gulden nog eens 104 hectare bos van particulieren. De 3000 betrokken erfgooiers kregen in 1933 ieder het voor die tijd aanzienlijke bedrag van 566,04 gulden. Dit was overigens geen onverdeeld genoegen voor de vele armere erfgooiers, vooral voor hen die vanwege de economische crisis na de Beurskrach van 1929 een vaak schamele uitkering van hun gemeente kregen en hun erfgooiersvergoeding daarmee meteen weer kwijtraakten. Dit effect, zo bleek later, was door de gemeenten voorzien en gewenst… Met name de Naarder Floris Vos heeft zich in de eerste helft van de 20e eeuw met kracht en succes verzet tegen enkele grove aantastingen van de rechten van de erfgooiers.
Acht eeuwen oude Gooise cultuur hield op te bestaan
In de loop van de jaren zestig van de vorige eeuw werd de roep om de meenten te gebruiken voor woningbouw steeds groter, ingegeven door een groot tekort aan huizen in onze regio.
Het verkopen van de meent en weilanden vond pas plaats na jaren van interne strijd, waarbij de scharende en niet-scharende erfgooiers vaak lijnrecht tegenover elkaar stonden. Scharende erfgooiers waren degenen met een boerenbedrijf, zij wilden de grond niet kwijt. De niet-scharende erfgooiers hadden echter niets aan de grond, zij verkozen geld. Met de verkoop van de meenten kwam er een eind aan een stokoude vorm van gemeenschappelijk gebruik van grond. Nu zijn daar de woonwijken de Hilversumse Meent en Oostermeent (Bijvanck) gebouwd. Het Mediapark is gevestigd op de plek waar ooit het Gemeenlandshuis, het bureau van de erfgooiers, stond.
Ontbinding
De ledenlijst werd gesloten op 1 januari 1971. In totaal stonden toen 5041 erfgooiers geregistreerd. Op de Blaricumse lijst stonden er 334. De liquidatie werd afgewikkeld onder leiding van M. Tydeman, die na zijn burgemeesterschap in Blaricum in 1973 de laatste voorzitter van Stad en Lande was geworden. De scharende erfgooiers ontvingen, afhankelijk van het aantal stuks vee dat men had, 150.000 gulden. En zowel de scharende- als niet-scharende erfgooiers kregen in de periode van december 1973 tot juni 1982 een totaal van 5244 gulden. Tijdens de laatste algemene ledenvergadering in de Grote Kerk van Naarden in 1979 hielden de erfgooiers definitief op te bestaan.
Week van de Erfgooier
De Stichting Stad en Lande van Gooiland houdt van 12 t/m 18 oktober de Week van de Erfgooier, om de geschiedenis van de erfgooiers levend te houden. Met onder meer exposities, lezingen, wandelingen en publicaties in Blaricum, Laren, Hilversum, Bussum, Huizen en Naarden. Zo zal Frans Ruijter op woensdag 16 oktober bij de Historische Kring Blaricum een lezing houden over de erfgooiers met de nadruk op de afwikkeling van het erfgooiersschap. En wilt u meehelpen het archief en de geschiedenis van de erfgooiers te behouden, word dan donateur van de Stichting Stad en Lande van Gooiland, met een jaarlijkse bijdrage van 17,50 euro (of meer). stadenlandevangooiland.nl
Recente reacties