door Sybert Blijdenstein
We spreken met Gijs van Lennep (1942), dorpsgenoot en oud-coureur. Een beminnelijk en tevreden mens. Terugkijkend op de jaren 1967-1975, waarin hij zijn leven riskeerde in allerlei racewagens.

Hij herinnert zich de eenzaamheid waarin dat gebeurde. ‘Want, ook al zijn er honderdduizenden toeschouwers aanwezig bij een race, in je cockpit ben je alleen. Volledig op jezelf aangewezen. Je concentreert je, sluit je af van de buitenwereld en gaat op weg, één met je auto. Let overal op. Andere coureurs. Je instrumentarium. Het remmen, schakelen, gasgeven. Met als enig doel de anderen te passeren.’ Autoracen is een sport die stalen zenuwen en volledige beheersing van de racewagen vereist. Die toentertijd ook nog levensgevaarlijk was. In acht jaar tijd ging hij honderden keren van start in allerlei races. Zijn grootste prestatie is voor hem dat hij in zoveel, totaal verschillende, racewagens reed. Soms 30 races per jaar. Vertrouwend op zijn hele team. Waarin je met iedereen goed moest opschieten, anders redde je het niet.

Drie hoogtepunten
Zijn eerste overwinning behaalde hij in 1967 in Zweden met een DAF-formule 3. De drie hoogtepunten uit zijn carrière waren zijn twee Porsche-zeges in de 24 uur races van Le Mans. De eerste, in 1971 met Helmut Marko, waarbij hij het afstandsrecord vestigde met 5335 km, dat 39 jaar standhield! De tweede zege in 1976 van Le Mans, was met Jacky Ickx. Het derde hoogtepunt was de overwinning in de laatste Targa Florio in 1973, de fameuze wegrace in Sicilië. Vier seizoenen reed hij zeven races in de F1. ‘Om toentertijd in de F1 succesvol te zijn, moest je een hele goede auto hebben. Ondanks dat ik twee zesde, een achtste, een negende en een tiende plaats haalde, vond ik dat mijn F1-carrière niet gelukt was.’

Jenny
Dat autoracen gevaarlijk kon zijn ervoer hij in 1967 met zijn crash op het circuit van Francorchamps, toen bij 230 km per uur zijn motorkap losschoot. Hij raakte van de baan en werd uit de auto geslingerd. Met ‘slechts’ een breuk in zijn hand. Terugkijkend: ‘Als je ouder wordt, kijk je toch anders tegen bepaalde dingen aan. Ik denk dat ik daardoor een beter en completer beeld heb van hoe ik geleefd heb. En in dankbaarheid kan omzien naar alle steun en hulp die ik al die jaren van iedereen mocht ondervinden. Zoals van mijn vriend voor het leven, Ben Pon. En op de eerste plaats mijn vrouw Jenny, die mij mijn hele carrière enorm terzijde heeft gestaan en mij altijd mijn gang heeft laten gaan. Zij was en is mijn steun en toeverlaat. Ze kon niet altijd mee naar de races, maar het was altijd een prettig thuiskomen. Als zij er wel bij was, genoot ik. Jenny was niet voor een kleintje vervaard. Zo miste ik eens na afloop van een race opeens mijn racewagen. Daar bleek Jenny stiekem mee weggereden, de weg op, mee met de andere auto’s van ons team!’

Bron:‘Gijs van Lennep, de biografie van een bijzonder raceleven.’
Te bestellen bij RTLmagazine.nl/store