door Sybert Blijdenstein

Geluk was zo weer heel gewoon

De zomer is bijna voorbij. Over een week begint de herfst. Na de warme, soms te warme zomer – het is ook nooit goed, een typisch menselijke eigenschap – hopen we op een Indian Summer. Dat is een warme, zomerachtige herfst. Maar dat staat niet van tevoren vast.

Mijn gedachten gaan nu uit naar de hoogtepunten van deze zomer. Zoals op de Hoge Veluwe. Op terugweg na een verstilde, mooie museummiddag. Toen uit duisterdonkere wolken, een plotselinge regen-tornado geselend zware takken afrukte, die pal voor ons op de weg vielen.

Zoals op mijn zoveelste verjaardag. De dag thuis gevierd met kinderen, familie en vrienden. Op WhatsApp en online. Niemand vergat me. De taart was lekker. De wensen warm. ’s Avonds om negen uur was ik weer alleen. Ik wandelde over de Angerechtsweg het stille, schemerende dorp in. Kwam bij de boekwinkel. Draaide me om. Hé? De deur van de bloemenwinkel van Christianne stond open! Ze was aan het werk. Binnengelopen. Ging de deur weer uit met een prachtig gestrikte, roze roos in de hand. Liep daarmee langs het nog slapende kermisterrein. Door naar De Hoop voor een ijsje. Ging even zitten op een bankje.

Appte mijn boezemvriend en beschreef mijn stille dorpswandeling. Zijn antwoord: ‘Dit komt over als een eenzaam gevoel. Dat vind ik verdrietig voor je. Er zijn zoveel mensen die om je geven. Vergeet dat niet.’

Mijn antwoord: ‘Verdrietig? Zo voel ik me hélemaal niet. In tegendeel. Het is maar net hoe je het bekijkt en voelt. Dat is dankbaar en rijk. In mijn dorp, omringd door echte vriendschap. Waar krijg je op zondagavond laat nog zomaar een mooie roos van een dierbare bloemiste? Eenzaam? Nee. Alleen? In de verste verte niet. Mensen die mij op straat groeten. Ik leef. Voel me één met iedereen om me heen. Ik was de koning te rijk.

Geluk was zo weer heel gewoon.