door Sybert Blijdenstein
In de vroege ochtend van zaterdag 25 maart overleed om 16.15 uur, in haar slaap, vredig mijn geliefde vrouw Marianne. Ik was bij haar. Het was het einde van een lange, zware weg, vechtend tegen de sterk toenemende MS. Zij kon niet meer, haar lichaam was op.

Wij waren 33 jaren samen. Marianne was een top aquarellist. Bijna 100 exposities gehad. Landelijk bekend. Richtte mede de Atelierroute op. Samen gaven we Erfenis van Gooiers uit, met 30 aquarellen van haar. Overal hangen haar schilderijen van kinderen, volwassenen, huizen en landschappen. Zeven jaar geleden schreef ik spontaan onderstaand stuk voor haar. Haar reactie toen: ‘Dit mag je op mijn begrafenis voorlezen.’ Dat deed ik. Nu kunt u het hier ook lezen.

‘Jij’
Stil zit je te lezen, in jouw hoekje in de keuken. Voorover gebogen met je brilletje op het puntje van je neus. Geconcentreerd. De zon valt op je rug. Het werkblad waar je aan zit, ligt vol met stapels tijdschriften, knipsels, reisboeken met schetsen van je, herinneringen toen je nog kon lopen. Toen je alles nog kon doen zoals je dat wilde. Zonder te denken. Liefst meteen. Waarom zou je wachten? Snel van geest, combinerend, concluderend, associërend. Betrokken bij iedereen en alles. Spontaan voor de gemeenschap oppakkend en uitwerkend. Daar voel je je mee verbonden. En vooral schilderend. Het zat in je bloed. Als kleuter al. Je moest schilderen. Innerlijke drang. Overal. Portretten van kinderen, waar je intens van houdt, huizen, landschappen. Ruimte, rust dromerige nevelvelden, boerderijen. Overal wel hangt je werk. Je houdt van mensen. Je geniet van mensen. In je dorp. Die houden van je. Er is een betrokken mensencirkel om je heen. De dorpsgemeenschap.

De reisschetsen kleur je nu in. Dat gaat nog. Maar je handen doen het niet meer zoals je wilt. Je levert in. Elke dag meer. Soms verschijnt er opeens pijn op je gezicht, in je stem. Je benen verkrampen. Zomaar, onvoorspelbaar. Soms vloek, soms ben je stil. Ik zie je, zwijg en probeer je te helpen door er te zijn. De jaren met lange, lange dagen van werken, lesgeven, opdrachten en exposities liggen achter je. Het lijkt ver, maar het lijkt ook nog zo kortgeleden. Je was een overlever, je bent een overlever. Vitaal was je, vrolijk, rap van woord en daad, altijd bezig. Razendsnel.

Jouw herinneringen zijn het paradijs waaruit je nooit verdreven kunt worden. Die herinneringen zijn rijk aan beelden en woorden. Vaak ben je daar, samen of alleen. Je vertelt er over. Steeds maar weer. Reizend in de tijd. Terug. Bijna altijd in de natuur. Je was een zwerver, je bent een zwerver, je blijft een zwerver. Ondanks alles. In je geest nog schilderend. Ook al zit je gevangen in het nu. In je onwillig geworden lichaam. Als je links af kon, ging je rechtsaf. Of omgekeerd. Je ging de verrassingen achterna. Het onverwachte tegemoet. Soms zag je meer dan je in een keer verwerken kon. Thuis werkte je dat dan helemaal uit.