door Loes Post-Janmaat
In deze rubriek eren we degenen in onze maatschappij met de meeste levenswijsheid, onze ouderen/senioren. Dit keer is de 90-jarige in Rotterdam geboren heer F (op zijn verzoek geen naams- en fotovermelding) aan het woord. Hij kijkt terug op zijn jeugd tijdens de oorlog.

Welke herinneringen heeft u aan uw jeugd? 
Ik ben geboren in 1933, tijdens de grote depressie. Het was een tijd van grote werkeloosheid en armoede. Mijn vader werkte op een scheepswerf, de opdrachten bleven uit, hij werd ontslagen en het gezin raakte in de problemen. Gelukkig slaagde hij erin op een scheepswerf in Amsterdam aan de slag te kunnen. Ik was een jaar of vijf toen we naar Amsterdam verhuisden. Tijdens de verhuizing zakte de vrachtwagen door z’n assen en stonden we bij Voorschoten in de berm. Daar hebben we met moeder de halve nacht in de cabine van de wagen doorgebracht. Uiteindelijk kwamen we in Amsterdam aan bij mijn doodongeruste vader.

Het werd 1940 en de oorlog brak uit
Mijn vader werd opgeroepen voor militaire dienst en ingelegerd bij de eenheid cavalerie. Hij werd gestationeerd in het Catshuis in Den Haag waar wij hem in het weekend mochten opzoeken. Ik zie ons nog door de toegangspoort lopen, waar nu de politici met hun auto’s rijden. Ik vond het als klein jochie allemaal erg indrukwekkend. Ook in Amsterdam, waar wij vanaf de veranda van ons huis ademloos naar de Spitfires keken die luchtgevechten uitvoerden boven het westelijk havengebied. Het bombardement op Rotterdam luidde de capitulatie van Nederland in. We zijn nog gaan kijken bij ons oude huis in de binnenstad maar dat was met de grond gelijkgemaakt. Mijn vader kreeg een baan bij een uitgeverij in Hilversum en al snel verhuisden we daarheen.

De vreselijke hongerwinter van 1944
Ik was een mannetje van 11 jaar toen ik op de Wakkerendijk in Eemnes probeerde iets te eten te krijgen maar steeds kreeg ik nul op het rekest. Uiteindelijk was er een boerin die mij een halve liter melk gaf. Thuis gekomen was het feest: mijn moeder had nog een beetje griesmeel en maakte heerlijke pap. Toen moeder een keer na een week op ‘hongertocht’ te zijn geweest in Friesland op de terugweg met het pontje de Eem overstak, stonden aan de overkant Duitse soldaten die alles in beslag namen. Het was allemaal voor niets geweest en ze kwam huilend thuis.

Onderduiken
23 oktober 1944: heel Hilversum werd afgesloten. Duitse soldaten hielden de wacht, geweer in de aanslag. Mijn vader moest naar het Sportpark waar hij
’s avonds lopend met nog ruim 3000 mannen en jongens naar kamp Amersfoort werd overgebracht en later naar kamp Ede. Daar werd hij er ’s nachts met een soldaat op uitgestuurd om met paard en een wagen vol munitie naar Arnhem te rijden om een SS-pantserdivisie van nieuwe schietvoorraad te voorzien. Een Duitse legerofficier was erachter gekomen dat mijn vader bij een uitgeverij werkte. Hij was op zoek naar een bepaald boek en mijn vader kon dat wel regelen. Hij kreeg hiervoor vrijaf en racete op de fiets naar Hilversum waar hij meteen onderdook. Ik weet nog dat hij onder het aanrechtkastje een gat groef om als het nodig was zich te kunnen verstoppen.

Solidariteit
Wat ik me ook aan die oorlogsjaren kan herinneren is dat er toch ook grote solidariteit tussen de mensen was. Dat er buurvrouwen aanbelden met de vraag of we het allemaal wel konden redden.
Dan had de een nog wat suiker en de ander wat meel. Er werd uitgedeeld en geruild.

1945, einde van de oorlog
De oorlog was afgelopen en er brak een heel leuke tijd aan. Ik vond het een hoopvolle tijd. Iedereen had hoge verwachtingen. Er waren vrijheidsfeesten in Hilversum en je had het gevoel van; nu gaat de wereld veranderen. De mensen begrijpen elkaar, zijn lief voor elkaar. Dat pakte, zoals we nu weten, toch anders uit.