door Sybert Blijdenstein
’t went snel

Het is wennen dat mijn Marianne er niet meer is. Zie vorige hei & wei. Dat neemt tijd en zal zeker langer duren dan in 2005 het geval was met Pummetje, dat kleine, gebochelde dorpskaraktertje met alpinopetje. Die had toen al 76 jaar samengewoond met zijn zusje Elly. Een lastige combinatie. Twee weken eerder was Elly overleden. Meelevend vroeg ik Pummetje: ‘Hoe gaat het nu met je?’ Zijn antwoord: ‘’t went snel.’

Begrijpelijk. Maar verwerken heeft tijd nodig. Is hard werken. Geregeld spreek ik mezelf in de spiegel toe en begin altijd met een stevig ‘Sybert’. Waarbij ik vaak ook in de lach schiet. Mijn voornaam is best een zeldzame voornaam. Dateert uit de veertiende eeuw. Het verhaal daarachter vertelde ik onlangs aan iemand. Die vond dat iets voor de column. Waarom ook niet?

Na mijn geboorte op 18 augustus 1942 wilden mijn ouders mij eerst, uit protest tegen de bezetter, Willem noemen. Vanwege de executie op 15 augustus van de bekende Rotterdamse verzetsman Willem Ruys. Daarvan de voornaam te gebruiken, meteen na deze executie, was riskant omdat mijn vader al in de kijker stond als een fabrikant die weigerde de namenlijsten van het personeel aan de bezetter te geven, voor de Arbeitseinsatz. Tevens de reden dat hij later moest onderduiken.

Mijn ouders gaven mij de verkorte voornaam van een verre voorvader, van Sybertus Kooijzack uit Ham. Een Westfaalse boer, die weigerde kerkenbelasting te betalen, uit protest tegen de Rooms-katholieke kerk, o.a. vanwege het afkopen van zonden tegen betaling. Eénmaal per jaar werd een priester naar Rome gestuurd met een lijst van namen, waarop toen ook Sybertus, die in de ban moesten. Een tocht over de Alpen die een jaar duurde. Kwam die weer terug met de ban, dan betaalde Sybertus weer. Ban opgeheven. Om daarna weer te stoppen met betalen. Iets dat hij meerdere keren heeft gedaan. Dat wende wel snel.