door Jan Greven
‘Ballen vast, gooien maar’, zegt de uitbater van een ballentent op de Blaricumse kermis. Hij zegt het niet één keer. Hij zegt het niet twee keer. Hij zegt het net zo lang tot de vier woorden als een mantra om me heen zweven en zich nestelen in mijn hoofd. Ballen vast, gooien maar.
Voor me proberen een man en een vrouw hun houten bal in een daarvoor bestemd rond gat te gooien. Dat valt nog niet mee. Wie het het beste doet, wint iets. Wat je wint, weet je niet. Alleen dat het glimt en dat het morgen bij het afval ligt.

De ballen maken een verweerde indruk. Ooit waren ze blauw. Ik schat ze op drie generaties kermisgebruik. Ik blijf naar de man en de vrouw kijken. Voel toch iets van jaloezie. Ze dompelen zich in het kermisplezier zoals ik dat niet kan. Als ik me ergens protestant voel, dan is het op de kermis. Dat komt door mijn moeder. Kermis, zei mijn moeder, is iets voor roomsen.
Ik woon in een rooms dorp. Ik had bijna geschreven voorheen rooms dorp. Maar doe dat niet. Alle kerkverlating en verlies van geloof ten spijt, Blaricum is een rooms dorp gebleven en dat proef je bij de kermis. Daarom ga ik er ieder jaar kijken. Onder al het glimmende, vergankelijke en luchthartige van de kermis zit iets van eeuwigheid zoals alleen roomsen, tegenwoordig zeg je trouwens katholieken, dat met elkaar kunnen verbinden. Een kermis lijkt het summum van vluchtigheid. Toch zie ik ieder jaar hetzelfde. Oudere mannen dragen er steevast een korte broek. Kleine meisjes gaan op in hun suikerspin. Moeders, nergens oog voor, staan gebogen over een grijparm die een horloge al half te pakken heeft. Natuurlijk valt het horloge op het laatste moment terug.

Een paar jaar terug, net voor de Covid, leek de Blaricumse kermis aan eigen succes ten onder te gaan. De attracties werden groter en groter. De toeloop steeds massaler. De kermis barstte uit zijn voegen. De vaste plek in de bocht van de Huizerweg leek veel te klein geworden. Ergens in de coronatijd is die ontwikkeling naar groter, wilder en lawaaiiger gestopt. Er gebeurde iets dat in deze neoliberale maatschappij maar zelden gebeurt. De kermis deed een stap terug. Minder attracties. Eerder draaimolens dan Bungy Jumps. Meer gericht op kinderen. In de nieuwe opzet sloeg de kermis een brug naar de spelletjes die de Oranjevereniging organiseerde op het weitje bij de Dorpskerk. Met succes. Ik zag het toen ik van de kermis naar het weitje liep. Overal blijde gezichten Er waren net prijzen uitgereikt. Achteraan, bij de Noolseweg veel mensen. Ze stonden dicht op elkaar. Ik zag brandslangen. Natte kinderen. Vrolijkheid. Ik proefde iets dat ik niet vaak proef in mijn dorp. Iets van saamhorigheid. Iets van plezier met dorpsgenoten die je verder niet kent. Iets ongrijpbaars vrolijks. Iets van het geheim van een rooms dorp.
Op de volgende pagina’s de foto’s van de Blaricumse kermis!