door Hans Mohrmann

Soms valt er iets in je schoot waar je meer plezier aan ontleent dan je in eerste instantie denkt. Zie dit alleraardigste prentje van Blaricum. De ovale gravure was een van een reeks illustraties gemaakt door Anna Catharina Brouwer voor het boekwerk De Nederlandsche stad- en dorpsbeschrijvingen, van de Amsterdamse schrijver Lieve van Ollefen (1749-1816) die onder andere het rijmpje maakte onder de gravures. De tekeningen van Brouwer en de beschrijvingen van Ollefen stammen uit de Patriottische tijd van de Nederlandse Republiek en worden door historici als betrouwbaar geacht. 

Dit nodigt meteen uit tot een nadere bestudering en vanzelfsprekend tot vele discussies over wat er wel of niet te zien is. Is Blaricum nu met een K of een C? Uit welk perspectief tekent Anna? Het lijkt of je van een glooiend land naar beneden staat te kijken, voor de kerk een intussen afgebroken boerderij? Wat doet die ruiter aan het begin van de Piepersweg? Vraagt hij de weg?  En is dat een ruïne aan het einde van de weg? Op de voorgrond is men duidelijk aan het eggen en links, met twee paarden, lijkt men te ploegen gezien de zwarte streep van gekeerde aarde. Het loof aan de bomen zou weleens kunnen betekenen dat het in het late voorjaar is getekend of is dit een aberratie? En dan het lage dak van de boerderij aan het einde van de streep, zou dat dat de boerderij uit 1696 op het Achterom kunnen zijn?  Maar dan, staat rechts van de kerktoren de molen van Laren? Of is het de kerktoren van Naarden die we daar zien? Maar waar is dan de hoge Tafelberg? En wat te denken van alle bomen links van de kerktoren, moet dat niet de Torenlaan zijn? Dat lijkt niet te kloppen, het is meer waarschijnlijk dat het de toren van de Johanneskerk in Laren is. Dat beide kerken op de kaart staan is niet verwonderlijk daar van Ollefen schrijft dat de zeer kleine Blaricumse gereformeerde gemeente met die van Laren gecombineerd was, met de predikant in Blaricum woonachtig. Ook had de keizer beide dorpen onder een enkel bestuur geplaatst. Zij beschrijft ons dorp als ‘hoezeer onaanmerkelijk het zij, is echter ongemeen aangenaam gelegen; allerbevalligst groen, en, door de zeer ruime bebouwing, zeer luchtig: ’t heeft in de daad alle landlijk schoon.’ 

Behoud van het dorp

Laten we het dorp vooral zo houden. Het rijmpje in oude spelling dat onder de gravure staat, verwijst naar het woeste land dat werd getemd door de Erfgooiers. Dat is ook de strekking van het wapen van Blaricum: Drie blauwe  korenbloemen op een zilveren veld. De uitgestrekte heidevelden werden omgeploegd en marginale stuifzandwallen bebost; zo werd vanaf de 17e eeuw het landschap in engen ‘bevroren’ en het land productief gemaakt. De teloorgang van uitgestrekte heidevelden en bloemrijke insectenlandschappen den bijenvader ten spijt.