door Jan Greven
Deze column over het wel en wee van de Blaricumse raad schrijf ik intussen al ruim zes jaar, maar ik blijf me verbazen. Nu weer om het Rondetafelgesprek (RTG) van 18 april jl. Punt van bespreking: Definitief Ontwerp Integrale Aanpak Bijvanck.

De hele Bijvanck gaat op de schop. Ondergronds zowel als bovengronds. Overal nieuwe klinkers. Al het groen bijgeknipt. Nieuwe parkeerplaatsen. Verkeersknelpunten op de schop genomen. Geen geringe operatie. Ook financieel niet. Vijfendertig miljoen is er voor uitgetrokken. Twaalf miljoen onder de grond, drieëntwintig miljoen er boven.

De Integrale Aanpak raakt de leefomgeving van alle Bijvanckbewoners. Logisch dat die de laatste jaren intensief mee overlegd hebben. Met als resultaat, zou je verwachten, een eindresultaat waar de burgers gelukkig mee zijn, omdat ze zich erin kunnen herkennen. Wat je in elk geval niet verwacht, zijn drie insprekers bij wie uit woede omdat ze zich niet gehoord voelen de stoom uit de oren komt. De eerste inspreker had het zorgvuldig nagerekend en geconstateerd dat het aantal parkeerplaatsen in zijn straat was verminderd in plaats van, zoals toegezegd, vermeerderd. Een tweede had vastgesteld dat het kaartje in het Definitief Ontwerp met daarop de inrichting van bermen en parkeerplaatsen in geen enkel opzicht leek op het kaartje waarover hij het tijdens de inspraak met de gemeente eens geworden was. Het was hetzelfde kaartje als waarmee de gemeente helemaal aan het begin gekomen was en waarop juist zo veel kritiek gekomen was. Een derde had vastgesteld dat de gemeente zich niet gehouden had aan het bestemmingsplan door buiten dat plan om van stenen groen te maken en andersom.

Ik was niet de enige die de drie interventies tijdens het RTG met stijgende verbazing aan hoorde. Ook raadsleden vroegen zich af hoe dit had kunnen gebeuren. Hoe was het mogelijk dat ondanks een zorgvuldig geregisseerd participatietraject drie nauw bij de participatie betrokkenen zich totaal niet in het eindresultaat herkenden?

In het vervolg van het RTG werd het antwoord op die vraag geleidelijk aan duidelijk. Nee, er was iets niet goed gegaan met de telling van de parkeerplaatsen bij de eerste inspreker. Je moest echte parkeerplaatsen onderscheiden van plaatsen waar geparkeerd kon worden. Telde je die laatste ook mee, dan waren er wél meer parkeerplaatsen. En het kaartje waarover bij de tweede inspreker zo veel ophef was ontstaan, was inderdaad een oud kaartje. Hoe dat in de definitieve tekst terecht gekomen was, kon niemand zeggen. Maar dat had niet gemogen. Het zou vervangen worden door het goede kaartje. En, natuurlijk, de gemeente zou zich houden aan het bestemmingsplan of anders een wijziging voorstellen. Zo werd alles weggemasseerd, vervangen of bijgewerkt, totdat iedereen het met elkaar eens was. Prima natuurlijk, maar waarom zo’n omweg via stoom uit de oren? Waarom om iets anders te noemen het ontwerp definitief noemen om later toe te geven dat er van alles veranderd kan worden, als blijkt dat het beter is dan wat voorligt.

Een week later keurde de raad het bijgestelde Definitief ontwerp goed. Unaniem. Alles opgelost. Ik blijf me verbazen.